-
1 cruise
n. scheepvaart, vaart--------v. een cruise maken; kruisen (v. vliegtuig, auto); (langzaam) rondrijdencruise1[ kroe:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 cruise♦voorbeelden:————————cruise23 〈 scheepvaart〉 kruisen 〈 ter bescherming van een vloot〉 ⇒ patrouilleren, surveilleren 〈 ook van een politieauto〉; (langzaam) rondrijden 〈 van een taxi〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 go for/on a cruise
go for/on a cruise
См. также в других словарях:
Dutch phonology — For assistance with IPA transcriptions of Dutch for Wikipedia articles, see WP:IPA for Dutch and Afrikaans. Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar… … Wikipedia